Herman Knorringa

. interview, december 2014
x
  Canon Winsums Jodendom

x
  item
1879

x
'Drie jaar onderduiken, dat haal je nooit meer in.'

Ons contact met Herman Knorringa, kleinzoon van de laatste rebbe van Winsum, komt in het najaar van 2014 tot stand door tussenkomst van oud-bestuurslid Anneke Wallage en Hermans vriendin/partner Ellen Vles. Herman is in 1931 geboren in Uithuizen, als zoon van veehandelaar Israel Knorringa en onderwijzeres Betje Knorringa-de Vries, de jongste dochter van rebbe de Vries uit Winsum. We zien elkaar voor het eerst in de oude synagoge, waar zijn ouders in 1927 zijn getrouwd. Winsum valt voor Herman samen met Es en Ro en Koos, de vrijgezelle zusters en broer van Hermans moeder, die in het ouderlijk huis in Winsum zijn blijven wonen.
x
We bekijken wat oude foto’s in een klein donker album. Herman heeft geen idee hoe dat album na de oorlog weer boven water is gekomen, maar het is er. Met diezelfde verbazing kijkt hij na afloop van ons gesprek naar zijn eigen schilderij in de keuken met de immense waterschildpad, die als vanzelf in beweging was gekomen toen hij er aan werkte… een eyeopener: 'Dingen komen los van de achtergrond en gaan een eigen leven leiden.'

s
c
h
i
l
d
p
a
d
x

o

l
i
e
v
e
r
f
x
1
9
9
7

WP-1879 herman-schildpad

Hoe kijkt Herman terug op onze ontmoeting in de kleine gerestaureerde synagoge?
x
Terug zijn in Groningen, stemt vooral somber. Je hebt er alleen de Joodse begraafplaatsen en de oorlogsmonumenten. In de zomer van 1942 kregen we een kaartje van Koos uit Westerbork: ‘Het is hier goed te doen, graafwerk in Diever’, stond er op. Hij was er met z’n rugzakje naar toe gegaan en is nooit meer teruggekomen. De Groningers waren allemaal allang opgepakt en vergast voor ze aan de westerlingen toe kwamen. Mensen waren te naïef. Eerst werd hun geld afgepakt en toen ze daarna bericht kregen dat ze zich moesten melden, hebben ze dat gewoon gedaan. Ik ben nog naar Uithuizen geweest, toen daar begin 2000 het ‘Groot-fotoboek van Uithuizen’ werd gepresenteerd. Het staat vol met foto’s van buurten, gangetjes, straten en de huizen die er voor de oorlog ook al stonden. Daar herken ik er wel een aantal van. Ik heb servetjes tussen de bladen gedaan als reminder waar alle Knorringa’s hebben gewoond. 

WP-1879 herman ro-en-es
1936. Hermans Winsumse tantes Es en Ro de Vries.
WP-1879 herman-lammetje
1938, Uithuizen. Links 'moeder en vader', midden broer 'Bram, achter zijn lammetje Herman en rechts tante Ro uit Winsum.

Winsum, ja daar had je tante Ro, die ziek was. Dat wisten we wel, ze had ‘de ziekte met de vreselijke naam’, want kanker mocht je van moeder toen niet zeggen. Koos was een beetje een 'afwezige', een onderkoeld type. Hij was een keer drijfnat thuis gekomen en toen mijn tante zei, ‘man, wat ben jij nat’, vroeg Koos: ‘regent het dan?’ Mijn grootouders heb ik nooit gekend. In Winsum was de oma van moeders kant al overleden toen mijn moeder nog een baby was en die opa heb ik ook niet bewust gekend. Ik was nog een dreumes toen hij dood ging. Ook de grootouders van de Knorringa-kant heb ik nooit gezien, omdat mijn vader al boven de veertig was toen hij met mijn moeder trouwde. De hele generatie daarvoor was eigenlijk al overleden toen mijn broer en ik in 1929 en 1931 kwamen kijken. Toch ben ik nu wel blij met dat nieuwe contact in Winsum. Ik ben er die middag samen met Ellen heengegaan. Je bent natuurlijk ook wel beetje benieuwd naar wat je daar aantreft.

x
Op de foto in het album zit kleine Herman wat achteraan met een lammetje op schoot. Hoe herinnert Herman zich zijn kindertijd?

In Uithuizen had je alle ruimte, de straten waren leeg, je kon er eindeloos spelen. Ik had een lammetje in plaats van een hond, dat sleepte ik overal mee naar toe. Daar keek niemand gek van op. En in Uithuizen had ik ooms en tantes bij de vleet. Je groeide daar op tussen je familie. Mijn moeder was ook wel altijd begaan met haar eigen familie in Winsum, maar veel ben ik er niet geweest. Ik mocht er autopetten tot aan het eind van het weggetje bij de huizen achter de kerk. Dat kan ik me nog wel herinneren. Ik mocht niet op de ‘grote’ (Wester)straat komen, want dat was te gevaarlijk. Of mijn moeder ook wel met haar familie in Winsum telefoneerde, weet ik niet meer. Zelf hadden we in die tijd al wel telefoon. Dan werd er eerst naar de centrale gebeld en daarna vroeg je het nummer aan, meestal maar twee cijfers. Netnummers hadden ze toen nog niet.

WP-1879 herman-menkema
Herman en Bram op de witte bank tijdens een wandeling naar de Menkemaborg in Uithuizen.
WP-1879 herman-logeren
1938. Logeren bij de bevriende familie Bennema. Herman zit helemaal links op de tractor.

Dat familiegevoel heb ik na de oorlog nooit meer gekend. Het is een gemis in mijn latere bestaan geworden, maar van mijn kindertijd in Uithuizen weet ik nog wel hoe dat voelt. Mijn vader was een echte Groninger. Hij is altijd een man geweest van ‘eigen verantwoordelijkheid nemen, want dat kan niemand anders voor je doen’ en ‘wat ze ook tegen je zeggen, je bent uiteindelijk alleen maar verantwoording verschuldigd aan jezelf’. Het was ook een man van ‘wit is wit en zwart is zwart’ en van ‘zorg dat je niet afhankelijk wordt van anderen’. Dat heeft mij . g e v o r m d ! . Hij zei altijd: ‘Herman, je hebt de keuze tussen een klein baasje worden of een grote knecht.’ Ik ben een klein baasje geworden en heb over de hele wereld gezeten. Mijn moeder was meer een vrouw van het gezinsleven en het familieverband. Omdat dat na de oorlog allemaal verdwenen was, is ze voor mij eigenlijk minder zichtbaar geworden.
x

WP-1879 herman-ouders
Verlovingsfoto van Betje de Vries uit Winsum en Israël Knorringa uit Uithuizen. Zij trouwen op 9 juni 1927 te Winsum.

x
x
Jullie vertrek naar Oegstgeest staat in verband met de Kristallnacht in november 1938 in Duitsland. Hoe werd daar thuis over gesproken?

Mijn familie was niet van plan om de ontwikkelingen maar rustig af te wachten. Twee broers van mijn vader, Phillip en Max (Maurits), zijn in december 1938 naar Californië geëmigreerd. Ons hele gezin is in 1938 naar de Amerikaanse ambassade in Rotterdam geweest, waar mijn vader een 'green card' heeft besteld en gekregen om naar Holland-Michigan te gaan. Maar wij zijn toch in Nederland gebleven omdat moeder haar familie niet in de steek wilde laten. We zijn wel weggetrokken uit Groningen, want je was daar veel te kwetsbaar zo dicht bij de Duitse grens. Vader wist wat er kon gebeuren, dat hoorde hij op de markt in Groningen. Hij wilde meer naar de Hollandse kust, achter de waterlinie. Daar konden ze het boerenland onder water zetten, zodat de soldaten er niet langs konden. Daarom zijn we in december 1939 met het gezin naar Oegstgeest gegaan. Gelukkig kon mijn vader daar ook weer in de vlees- en veehandel aan de slag.

Met tante Ro in Winsum ging het bergafwaarts. Ze is uiteindelijk in 1941 overleden. Ik neem aan dat haar broer en zus de begrafenis hebben geregeld. Nee, ik denk niet dat mijn moeder daar nog naar toe is geweest in die tijd. Toen de situatie in 1942 echt dreigend werd, heeft mijn vader besloten om onder te duiken. Dat heeft hij allemaal zelf geregeld. We zijn ondergedoken op 5 september 1942 en zijn die laatste drie oorlogsjaren aldoor met het hele gezin bij elkaar gebleven (vader, moeder, mijn broer Bram en ik). Zijn devies was: maak dat je weg komt, doodgeschoten worden is minder erg dan achter prikkeldraad komen. Mijn moeder heeft ons in het begin ook lesgegeven in taal en rekenen en zo. Later zijn er razzia’s geweest en zijn we door de ondergrondse naar andere adressen gebracht. Toen de oorlog eenmaal voorbij was, zei mijn vader: ‘Ziezo, we hebben het gehad, nu moeten we weer vooruit.’ Toen is ie weer met veel energie aan de slag gegaan. Al met al zijn er aan de kant van Knorringa-familie zo’n vijftig mensen vermoord in de oorlog. Dat is heel erg veel. Na de oorlog konden wij terecht in het huis van een NSB’er en op de een of andere manier zijn onze meubels ook weer teruggekomen. Hoe?? Geen idee… door mijn ouders, door de buren misschien… Je piekerde er destijds niet over om dat uit te zoeken. Het heeft drie generaties geduurd voor we er over konden praten.

WP-1879 herman, klas-1946
Zomer 1946, lagere school Oegstgeest. Herman Knorringa (bovenste rij, tweede van links) is 15 jaar en voelt zich te oud voor zijn klasgenoten.

WP-1879 herman-uithuizen(hoofdstr)
1997. Terug naar het huis in Uithuizen waar Herman voor de oorlog heeft gewoond (Hoofdstraat, nu parkeerplaats AH).

‘Overal thuis, de wereld is je broekzak’, maar waarom viel de keuze uiteindelijk op Emmen?

Dat je die drie jaren in de onderduik je leven lang met je mee zou dragen, merk je pas veel later. Je gaat van start met een gat van drie jaar in je puberteit. Op de lagere school blijken je klasgenoten inmiddels allemaal op de middelbare school te zitten en tegen de tijd dat jij naar de middelbare school kan, zijn de leerlingen om je heen allemaal drie jaar jonger dan jij bent. Ze hebben ook niet meegemaakt wat jij hebt meegemaakt. Met Joden onderling werd er later wel over gesproken: ‘Wat waren mensen naïef’ werd er dan gezegd en ‘hoe is het toch mogelijk geweest dat de Joodse Raad collaboreerde en mensen opriep zich te melden, in plaats van te zorgen dat ze weg konden komen’. Joden die naar het zuiden zijn getrokken hebben veel meer kans gehad om te overleven, België… Frankrijk… ik heb er later genoeg leren kennen. Ja, dat is de tragedie van Noord-Nederland geweest.

Anyway, als puber van veertien stond ik er alleen voor. Je hebt drie jaar sport gemist, drie jaar sociale contacten. Dat is onomkeerbaar. Alle familie is weg, de meesten zijn dood, sommigen zitten in het buitenland. Wat een gewoon gezin is, wat familie kan betekenen, ik wist het niet. Ik opereerde solo, nooit vanuit een collectief. Mijn studie aan de ‘Confectie’-HTS in Amsterdam heb ik ook niet meteen na de middelbare school opgepakt maar later. Ik ben gaan werken in de textiel. Mijn eerste vrouw was een OPK-kind (oorlogspleegkind), geboren in Utrecht, juli 1938. Ze had vanaf haar derde jaar in heel veel verschillende pleeggezinnen gezeten en heeft daardoor nooit een eigen warm huis gekend. In 1969 zijn we gescheiden en in 1970 ben ik voor inkoop van kleding uitgezonden naar Hongkong.

WP-1879-herman jonk-zuidchinesezee
Zicht op Hongkong met 'Chinese junk'. Olieverf, 1997

WP-1879 herman huisfrankrijk
Hermans huis in Frankrijk. Olieverf, 2001

In 1970 ben ik met Kicky Kikkert getrouwd. Ik heb haar leren kennen bij vrienden, tijdens bridge. In 1982 hebben we samen een drogisterij/parfumerie/schoonheidssalon overgenomen in Haarlem. Daar hebben we tot 1992 in gewerkt. Kicky had toen een hersentumor en is in 1994, zeven maanden na haar operatie in Leiden overleden. Daarna heb ik mijn huidige vriendin/partner Ellen leren kennen. Ik woonde in die tijd in Hoofddorp en later in Frankrijk en van 2006 tot 2010 heb ik in België gewoond. Ellen woonde in Breda en ik heb in die jaren heel wat kilometers op en neer gereden. Toen Ellen in 2006 ziek werd wilde ik terug naar Nederland, een Joods bejaardenhuis in. Maar de orthodoxie is niks voor mij. Dat benauwt me. Er is te weinig begrip voor de gevolgen van de Holocaust, de gebroken gezinnen, gemengde huwelijken, mensen die opnieuw uit willen komen voor hun joodse geloof. Dat is nou eenmaal de realiteit. Ik heb dat plan dus maar laten varen en zo ben ik in Emmen terecht gekomen. Ik wilde dichtbij mijn Groningse roots zitten. Je hebt hier ook een mooie parkachtige omgeving waar je heerlijk kunt wandelen. Dat doe ik dagelijks. In 1982 was ik hier een vreemde in eigen land, maar nu voel ik me thuis. Ik ken er mensen en Ellen woont hier nu ook in de buurt. Daar rijd ik zo naar toe.
x
x

Je zegt: ‘Als ik mijn leven kon overdoen, zou ik hetzelfde weer doen’.

Ja, dát is toch wel de essentie van mijn levensverhaal en dat ik daar nu zo over kan denken heb ik te danken aan mijn twee kinderen en hun moeder, mijn overleden tweede vrouw en de twintig afgelopen jaren samen met mijn vriendin/partner Ellen, waarin er veel op z’n plaats is gevallen. Het is waardevol om te bedenken dat je ook opnieuw dezelfde keuzes zou maken. Al heeft daar natuurlijk ook de nodige onrust in gezeten, het gevoel van die Joodse identiteit dat is er nou eenmaal altijd geweest. Het gaat om gevoel, om sentiment, om verbondenheid, niet om religie. Mijn opvoeding is wel joods orthodox geweest. Mijn ouders gingen in Leiden naar de synagoge. In die tijd bestond er in Nederland nog geen liberaal jodendom. Ze zijn allebei in Katwijk begraven, vader in 1970 en moeder in 1983. Ik heb mijn bar mitswa ook nog in Leiden in de synagoge gedaan. Verder hebben onze ouders ons echt in volle vrijheid opgevoed. Mijn broer Bram is met een Portugees Joodse vrouw in Amsterdam getrouwd. Ook zij zijn inmiddels allebei overleden en zijn begraven in Ouderkerk a/d Amstel.

WP1879-herman onthulling
4 mei 1993: Onthulling van het monument aan de voormalige synagoge van Winsum door rabbijn Jacobs.

WP-1879 monument-broers
Bram Knorringa, zijn echtgenote en, schuin achter hen, Brams broer Herman Knorringa zijn aanwezig bij de onthulling.

Door Ellen (dochter van een Joodse vader en een katholieke moeder) ben ik terecht gekomen in het liberale jodendom, in het Tilburgse LJG. Daar voel ik me beter thuis. We gingen nog steeds naar de synagoge in Tilburg, maar nu Ellen hier ook in de buurt woont, overwegen we om ons bij Zuidlaren aan te sluiten. Dat is dichterbij en de sfeer daar bevalt. Verder schilderen Ellen en ik allebei. Ik eerst met olieverf, maar de laatste tijd ook met acryl. We bezoeken exposities en gaan samen uit. Inmiddels zijn we al weer twintig jaar bij elkaar en we praten nog steeds veel over onze Joodse families. Met de kinderen hebben we het daar niet over. Ellen heeft vijf kleinkinderen en ik heb er twee. Een van 18 jaar en een van 15 jaar. Zo hebben we nu samen zeven kleinkinderen en daar hebben we het druk mee. Dat geeft ook een hoop plezier en gezelligheid. Toch krijgt mijn zoon de laatste tijd wat meer belangstelling voor onze familiegeschiedenis. Iedere januari organiseer ik een dag samen met de kinderen en hun gezinnen. Dit jaar wil ik dan ook met ze praten over de gebedenboeken en andere spulletjes uit het huis van mijn Winsumse grootvader Abraham de Vries en over het grote overzicht van alle Knorringa’s, dat mijn vader samen met zijn broer Max in Amerika heeft opgezet. Er is nog steeds veel te doen, maar al met al… als ik mijn leven kon overdoen, ja dan zou ik toch hetzelfde weer doen. Het heeft in de loop van de tijd allemaal zo zijn eigen dynamiek gekregen en op de een of andere manier zijn de gevolgen van die drie verloren jaren in de puberteit daar debet aan.

WP-1879 herman (1993)WP-1879 herman (1938)

WP-1879 herman (2014)WP1879-herman ellen