item 1867
.
.
.X.
.1867.
De oudste grafsteen op de Joodse begraafplaats aan de Munsterweg dateert uit het jaar 1867. De grafsteen betreft landbouwer Comprecht Izaaks de Vries uit Wetsinge, die daar in 1867 (volgens de joodse kalender het jaar 5627) is begraven. Comprecht Izaäks is de zoon van koopman Izaäk Nathans de Vries. De begraafplaats ligt buiten het dorp in oostelijke richting. Het betreft een door bomen en struiken omringde stille plek met grafstenen uit de 19e en de 20-ste eeuw, voorzien van Hebreeuwse opschriften. De begraafplaats is in 1999 gerestaureerd en staat tezamen met het uit 1910 daterende monumentale toegangshek geregistreerd als Rijksmonument.
.
.X.
Inleiding
Sinds de landelijke richtlijnen uit het begin van de 19e eeuw kunnen joodse gemeenten erkenning krijgen als zij beschikken over voldoende Joodse mannen van 13 jaar of ouder die de joods religieuze bijeenkomsten bijwonen. Ook moet er voor die bijeenkomsten een huis van samenkomst zijn (een enkele kamer is daarvoor al voldoende). Ook aanwezigheid van een Joodse begraafplaats en een plaats voor het heilig bad of mikwe behoren tot de noodzakelijke voorzieningen. Alle gewoonten en gebruiken van zo’n Joodse gemeenschap maken dat hun aanwezigheid niet onopgemerkt blijft. Hoe ging het er allemaal aan toe? We beginnen bij de rituelen rond leven en dood uit het Europees Jodendom van vóór de Tweede Wereldoorlog.
Op de vervolgpagina gaan we in op de komst van de Joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen, die na de oorlog als getuigen van de vooroorlogse Joodse aanwezigheid in ere worden gehouden. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap krijgt het eigendom over dit erfgoed en stelt een indrukwekkende database samen: het Stenen Archief. Tot slot nemen we een kijkje op de Joodse begraafplaats van Winsum. Zijn er nog mensen die de begraafplaats bezoeken omdat er familie begraven ligt? En gaat het allemaal wel goed komen met het onderhoud van die begraafplaats in de toekomst? Kennen de mensen in de omgeving de geschiedenis nog? Of zal dit stukje grond buiten het dorp, ooit aangekocht door drie Joodse mannen uit Winsum, langzaam maar zeker veranderen in een kleine wildernis, die uiteindelijk vergeten wordt?
.
Rituelen bij huwelijk, geboorte en sterven
Onder de choepa
Bij Joodse bruiloften waarbij de orthodox-religieuze traditie in ere wordt gehouden, zien de bruid en bruidegom elkaar de dagen vóór het huwelijk niet. Vijf dagen voor de bruiloft krijgt de bruid een traditionele onderdompeling in het mikwe, het heilige bad dat gevuld is met 'levend' water, zoals regenwater of water uit een bron of een rivier. Dat natuurlijk water moet rechtstreeks uit de natuur in het bad vloeien (zonder tussenkomst van de mens). Ook voor de bruidegom staat er zo’n rituele onderdompeling op het programma. Als orthodox-joodse vrouwen eenmaal getrouwd zijn wordt die rituele onderdompeling elke maand na hun menstruatie herhaald. Als een bruidspaar de traditionele weg volgt moeten beiden op de dag van de bruiloft vasten tot zij onder de choepa gaan. Zij nemen dan plaats onder dit aan palen bevestigde baldakijn of gebedskleed. Zo wordt het nieuwe huis van het paar gesymboliseerd. In ons land gebeurt dit meestal in de synagoge, maar de traditie wil dat dit zo mogelijk 's avonds in de open lucht plaatsvindt. Zo kan men de sterren zien en dat herinnert aan de belofte dat de nakomelingen van aartsvader Awraham (Abraham) even talrijk zullen zijn als de sterren aan de hemel. Onder de choepa krijgt de bruid haar ring en wordt de huwelijksakte getekend.
mazzel tov
Tot slot volgt het drinken van de wijn en het stuk trappen van het glas door de bruidegom. Dit symboliseert de breekbaarheid van het huwelijk dat nooit verbroken mag worden. Later werd deze gewoonte tot een herinnering aan de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. Zelfs op de huwelijksdag denkt men hieraan, want Tehiliem (Psalmen) 137 zegt: "Als k jou vergeet, Jeroesjalajim, laat dan mijn hand de snaren vergeten. Laat mijn tong aan mijn gehemelte kleven - als ik niet meer denk aan jou, als ik Jeroesjalajim niet stel boven als wat mij verheugt." Na het stuk trappen van het glas roepen de gasten Mazzel Tov en kan het feest beginnen. Daarbij mag traditionele klezmer-muziek natuurlijk niet ontbreken, want, zo luidt het gezegde: 'een bruiloft zonder klezmorim is erger dan een begrafenis zonder tranen'.
Welkom in de gemeenschap
Van oudsher hebben moeder en kind veel aanzien in het Jodendom. Wordt er een Joods jongetje geboren, dan wordt dit op de achtste dag na de geboorte ritueel besneden, waarbij een stukje van de voorhuid van het jongetje wordt weggenomen. Op deze dag krijgt het jongetje ook zijn Joodse naam. Zijn naaste familie is erbij en na afloop wordt er een heilsdronk op het leven gedronken. Ook bij de geboorte van een meisje wordt er feest gevierd. Dit gebeurt meestal na de naamgeving tijdens een sabbatdienst in de synagoge. De vader wordt dan opgeroepen bij het lezen van de Thora en er wordt een zegening uitgesproken. Daarbij wordt de naam van het meisje hardop geroepen en er wordt gebeden voor de gezondheid van moeder en kind.
Verdriet en afscheid bij de dood
Omdat volgens het joodse geloof iedereen in de dood gelijk is, zijn Joodse begrafenissen vooral sober. De dode is gekleed in witkatoenen kleding en over een mannelijke dode wordt zijn gebedskleed gelegd. Na het overlijden mag niemand de dode meer zien. Zo snel mogelijk daarna zal de begrafenis plaatsvinden. Crematies komen bij gelovige joden weinig voor, omdat de mens niet mag vernietigen wat de Allerhoogste heeft gemaakt en ook omdat men gelooft dat de doden eens weer levend zullen worden in de Messiaanse tijd. Als teken van rouw om het verlies van een dierbare, scheuren de achterblijvers hun kleding, naar het voorbeeld van aartsvader Ja'akov (Jakob) die rouwde om het bericht over de dood van zijn zoon Joséf (Jozef). Muziek maken of bloemen leggen komt bij Joodse begrafenissen niet voor. De gestorvene rust met het hoofd in de richting van de Tempelberg in Jeruzalem. Als de dode begraven is en het kaddisj-gebed is gezegd, gaat men naar huis. Daarna mogen de rouwenden getroost worden. Er volgt een periode van zeven dagen van rouw, waarbij de naaste familie troost biedt en de noodzakelijke verzorging overneemt. De eerste dertig dagen worden als rouwperiode gezien en pas aan het einde van een rouwjaar wordt de grafsteen geplaatst. Soms wordt op de sterfdag van een dierbare jaarlijks een jaardaglampje gebrand. Bij bezoek van het graf laat men een steentje achter, ten teken dat men de dode niet vergeet. Dat de meeste begraafplaatsen buiten de stad of het dorp liggen heeft te maken met het feit dat een Joods graf nooit mag worden geopend. Men spreekt daarbij van 'eeuwige grafrust'.
meer over item 1867: klik hier
.
home